Inleiding


Het aanmerken van het coronavirus als behorend tot groep A van de infectieziekten heeft tot gevolg gehad dat de minister van VWS de leiding heeft over de bestrijding van de epidemie en dat de voorzitter van de veiligheidsregio zorg draagt voor die bestrijding. Noodverordeningen en de handhaving van de hierin opgenomen maatregelen hebben hierbij tot 1 december 2020 een grote rol gespeeld.

Op 1 december 2020 trad de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) in werking. Tot 1 december werden alle besluiten van het Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) via aanwijzingen neergelegd bij de voorzitters van de veiligheidsregio’s.

Deze werden eerst landelijk afgestemd in het Veiligheidsberaad, waarin de voorzitters veiligheidsregio’s verenigd zijn en met elkaar (én de ministers) overleggen over de bestrijding van de coronacrisis. Hiermee werd zoveel mogelijk landelijke uniformiteit in de uitvoering van de maatregelen nagestreefd.

Daarna werden de aanwijzingen op regionaal niveau – door de veiligheidsregio’s – vertaald in noodverordeningen. De voorzitter veiligheidsregio was tevens bevoegd om uitvoering te geven aan de maatregelen in de noodverordening.

Bevoegdheden burgemeester

Omdat noodverordeningen naar hun aard beperkt houdbaar zijn is de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: Twm) tot stand gekomen. Op 1 december 2020 is de Twm in werking getreden en is de toen geldende noodverordening ingetrokken. De Twm voegt een nieuw hoofdstuk toe aan de Wet publieke gezondheid (hoofdstuk Va). Dit hoofdstuk bevat de wettelijke grondslag voor extra maatregelen die nodig zijn ter bestrijding van de coronacrisis.

Met de Twm wordt aangesloten bij de bestuurlijke verhoudingen die buiten crisissituaties van toepassing zijn. Daarmee liggen bepaalde bevoegdheden op het gebied van aanwijzen, handhaving en ontheffingen niet langer bij de voorzitter van de veiligheidsregio, maar bij de burgemeester. De burgemeester heeft daarom sinds 1 december 2020 de volgende bevoegdheden: • de verlening van ontheffingen van nationale coronamaatregelen in bijzondere gevallen; • de handhaving van coronamaatregelen; en • het aanwijzen van plaatsen waar regels uit de ministeriële regeling gelden.

In de Twm staat welke maatregelen in een ministeriële regeling nader kunnen worden uitgewerkt. Een aantal artikelen uit de Twm is inmiddels nader uitgewerkt in de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (hierna: Trm). In de Trm staan de feitelijke concrete coronamaatregelen. Vergelijkbaar met de maatregelen die voorheen in de noodverordeningen stonden (zie bijlage 3 voor de gepubliceerde regelingen vanaf 1 december 2020). Om de gemeenten bij de toepassing van de maatregelen te ondersteunen stelt VRNH bij wijzigingen van de ministeriële regeling een lijst met Frequently Asked Questions (FAQ) op. In de periode van 1 december 2020 tot 1 maart 2021 heeft VRNHN acht (8) FAQ’s opgesteld.

Verantwoording en informatievoorziening

De burgemeester is aan de gemeenteraad verantwoording schuldig over het door hem krachtens hoofdstuk Va van de Wpg gevoerde bestuur en daarmee over de door hem/haar verleende ontheffingen, aanwijzingen en de handhaving van de coronaregels in zijn/haar gemeente. Tot 1 december legde de voorzitter VRNHN middels 3-maandelijkse tussenrapportages (en een eindrapportage) verantwoording af over het gevoerde corona-beleid aan de gemeenteraden. Op verzoek van het RBT VRNHN zal de voorzitter VRNHN de gemeenteraden door middel van 3-maandelijkse tussenrapportages blijven informeren over het gevoerde beleid. De tussenrapportages kunnen dienen als input voor de burgemeesters om verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad.

De tussenrapportage over de periode december tot en met februari kent daarmee ook een ander karakter dan eerdere tussenrapportages. Meer gericht op informatievoorziening, en minder op verantwoording. Deze rapportage betreft een beschrijving van de aanpak in de bestrijding van het coronavirus door de Veiligheidsregio. Verschillende onderwerpen die onder de verantwoordelijkheid van de GGD vallen zijn nadrukkelijk aan bod zijn gekomen in het RBT. Deze onderwerpen (de stand van zaken aangaande de teststraten, het bron- en contactonderzoek en het vaccineren) hebben een samenhang met andere onderwerpen in deze rapportage, en daarom zal op hoofdlijnen worden ingegaan op deze zaken.

Samenvattend beeld: december 2020-februari 2021

In deze vierde rapportage kijken we terug op de maanden december, januari en februari. Een periode waarin enerzijds zicht op perspectief (start vaccineren) kwam, en anderzijds maatregelen verder aangescherpt werden. Vanaf 1 december is het dragen van een mondkapje verplicht in alle openbare en overdekte ruimten, in het onderwijs, het openbaar vervoer en bij contactberoepen. Op 8 december kondigden premier Rutte en minister De Jonge de verlenging van de ‘gedeeltelijke lockdown’ aan. Daardoor zouden de beperkingen ook tijdens de feestdagen gelden. In dezelfde persconferentie vertelden ze ook dat begin 2021 gestart zou worden met het vaccineren van mensen. Op 14 december volgde een televisietoespraak van de premier. Hij kondigde strengere maatregelen aan om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Vanaf 15 december gold een ‘strenge lockdown’. Zo mochten we nog maar twee bezoekers per dag ontvangen – en tijdens Kerst drie bezoekers. Ook moesten scholen de deuren sluiten. Op 12 januari volgde een nieuwe persconferentie, waarin werd aangekondigd dat de ‘strenge lockdown’ verlengd zou worden.

In de loop van januari en februari namen de zorgen over de meer besmettelijke Britse mutatie toe. Het OMT adviseerde strengere maatregelen te treffen, omdat de zorg anders medio maart volledig zou vastlopen. Hierop kondigden premier Rutte en minister De Jonge op 20 januari de invoering van de avondklok aan. De steeds strengere maatregelen hadden grote impact op de samenleving en op het draagvlak voor de maatregelen. Ondanks (of dankzij) het vuurwerkverbod bleef het uiteindelijk relatief rustig tijdens Oud en Nieuw. De invoering van de avondklok leidde echter gedurende meerdere dagen tot grootschalige rellen en ongeregeldheden op meerdere plekken in het land. Op 2 februari kondigden premier Rutte en minister De Jonge aan dat het totale maatregelenpakket van de ‘strenge lockdown’ (incl. avondklok en bezoekersbeperking) verlengd zou worden tot 3 maart. Na 3 maart is sprake van een voorzichtige verruiming van de lockdown (o.a. ten aanzien sporten voor jongvolwassenen, contactberoepen en winkels), zo werd op 23 februari aangekondigd. Aan het eind van februari nam de spanning tussen het epidemiologisch belang (strenge maatregelen) en het maatschappelijk belang (roep om versoepelingen) toe.

Leeswijzer

Hoofdstuk twee van deze rapportage omschrijft de verantwoordelijkheden en de crisisorganisatie. In hoofdstuk drie wordt ingegaan op enkele uitgelichte onderwerpen; I) Ontwikkeling epidemie in Noord-Holland Noord, II) Maatregelenpakket, III) Testen, Bron- en contactonderzoek en Vaccineren, IV) Communicatie en V) Onderwerpen uit ROT In het hoofdstuk vier wordt vooruitgeblikt op de komende tijd.